top of page

De overval in Wildbad   Ludwig Uhland

Op mooie zomerdagen, wanneer de wind zacht is,
  De bossen zijn vrolijk groen, de tuinen bloeien,
  Er reed uit de poorten van Stuttgart een trotse held,
  Graaf Eberhard der Greiner, de oude borstelige baard.

  Met weinig edele dienaren gaat hij het land in,
  Hij draagt geen helm of wapenrusting, het past niet op een bloederig boeket,
  Hij wil het Wildbad inrijden, waar een warmwaterbron ontspringt,
  De kwaal geneest en versterkt, de oude man wordt weer jong.

  In Hirsau met de abt komt de ridder binnen
  En drinkt de koele kloosterwijn op de klank van het orgel.
  Dan wordt het door de dennenbossen de groene vallei in geblazen,
  Waar de Enz door zijn rotsbodem raast.

  Bij Wildbad op de markt staat een statig huis,
  Er hangt een kale speer aan als teken,
  Daar bestijgt de graaf zijn paard, daar rust hij goed,
  Hij bezoekt dagelijks de bron, de ridderlijke gast.

  Toen hij zich toen uitkleedde en weinig rustte
  En terwijl hij zijn gebed zegt, gaat hij op in de vloed;
  Hij gaat altijd zitten waar uit de spleet in de rotsen
  Het edele bruiswater is het heetst en volst.

  Een gewonde beer die de wond wast
  Eens verraden aan de jagers de bron in kloof en struik,
  Nu is het een favoriet tijdverdrijf voor de oude krijger
  Om het gehavende lichaam te wassen en te strekken.

  Hier komt zijn jongste nobele jongen:
" Meneer graaf! een hoop beweegt door de bovenste vallei.
  Ze dragen zware peuken, de kapitein draagt zijn schild
  Een rozerood van goud en een wild zwijn .”

  » Mijn zoon! dit zijn de Schleglers, ze slaan hard, -
Geef me de tuniek, jongen! – dit is de steen van het zwijn,
  Ik ken het zwijn goed, hij heeft zo'n felle woede
  Ik ken de roos goed, ze heeft zo'n scherpe doorn. «

Er komt een arme herder die buiten adem raakt:
Meneer graaf! een bende trekt de vallei beneden.
  De kapitein hanteert drie assen, zijn wapenrusting glanst en glinstert,
  Dat het nog steeds in mijn ogen bijt als de bliksem. «

  » Dat is Wunnensteiner, die de glanzende wolf wordt genoemd, –
Geef me de jas, jongen! – Ik ken de glans
  Hij brengt me weinig vreugde, de bijlen snijden goed,
  Bind mijn zwaard aan mijn zijde! – de wolf die naar bloed dorst.

  Men kan een jonkvrouw bang maken die zich in het bad nestelt,
  Dit is een grappige plagerij die niemand kwaad doet,
  Maar als een oude oorlogsheld wordt aangevallen,
  Dan telt het, zo niet zijn leven, dan een zwaar losgeld. «

Dan spreekt de arme herder: " Misschien is er nog raad,
  Ik ken geheime paden die nog niemand heeft betreden,
  Geen paard mag erop, alleen geiten klimmen erop,
  Als je me onmiddellijk wilt volgen, breng ik je veilig weg. «

Ze klimmen door het struikgewas de steilste berg op,
  Met zijn goede zwaard baant de graaf zich vaak een weg,
  Hoe bitter smaakt het om te vluchten, het was hem nog nooit opgevallen
  Hij zou veel liever schermen, het bad heeft hem gesterkt.

  Bergop en bergaf in de hete middag!
  De graaf moet nu op de pommel van zijn zwaard leunen.
  Heb daarom medelijden met de herders van de oude, hoge heer,
  Hij neemt hem op zijn rug: " Ik zou het graag doen ."

Dan denkt oude Greiner: " Het voelt echt goed
  Zo zacht gedragen door een trouw bloed;
  In gevaar en in moeilijkheden tonen alleen de mensen zich vogelvrij,
  Daarom moet je nooit je oude, goede recht vertrappen. «

Toen de graaf van Stuttgart werd gered, zittend in de zaal,
  Wordt het het slaan van een munt als gedenkteken genoemd,
  Hij geeft de trouwe herder menig stuk ervan,
  Hij vereert ook menig heer van de Schlegel tot hun minachting.

  Dan stuurt hij onmiddellijk bekwame metselaars naar Wildbad,
  Zij zullen muren rond de open plaats leiden,
  Zodat in de toekomstige zomers elke oude man
  Onbedreigd door vijanden, jeugdig in bad.

 

Ludwig Uhland

meer informatie en achtergrondinformatie over Ludwig Uhland  is hier te vinden  Wikipedia

bottom of page